Arendoog vroeg aan de trol of hij het opblaasbootje, dat hij gekocht had in het kampwinkeltje, wilde opblazen. Het bootje was speciaal bedoeld om op grote meren te varen en werd zo ook gebruikt.
Ze zetten de boot op het water en sprongen erin. Door de zware trol kantelde het bootje, waardoor de trol eruit viel.
De trol hapte naar adem en greep nog naar de boot maar hij kon er niet meer bij.
Doordat de trol uit de boot gevallen was, kon Arendoog nog net in de boot blijven zitten. In zijn ogen waren de tranen te zien.
De trol verloor zijn leven om Arendoog te helpen.
Hij voer verder en het leek eeuwig te duren. De laatste blik van zijn vriend achtervolgde hem de hele tijd. Hij kwam aan land en rende over het pad om zijn woede en verdriet achter te laten.
Toen hij over de brug heen was, stopte hij. Niet omdat hij daar de dodemanszandbak zag, nee, om iets heel anders. Hij zag namelijk, jawel, de bostrol! En niet zomaar een bostrol, dé bostrol! De bostrol die vriendschap met Arendoog sloot!